Op de foto met het trappenhuis in Bandoeng zijn lachende gezichten te zien. De foto is genomen kort voor de oorlog. Helemaal achterin rechts zitten Pieter Pleijte en zijn vrouw Elisabeth Guldenaar niets vermoedend van de verschrikkingen die zouden volgen.

Op de website Indisch4ever werd in oktober 2012 het verhaal van Rob (Louis Robbert) Kreeuseler en Maatje Elisabeth Pleijte geplaatst. Elisabeth Pleijte is de dochter van Pieter Pleijte en Elisabeth Guldenaar.

Het verhaal van Pa Kreeuseler

1940

Ik was overgegaan naar de 3e, tevens de hoogste klas van de Ambachtschool. Augustus 1941, sloot ik mij aan bij de lEV Padvinders, Bandoeng groep 31, kleur das blauw/geel. Ik maakte kennis met Rinus de Boer en we werden goede vrienden. In oktober kregen wij een week vakantie en hadden we een kampeer-en fietstocht gemaakt naar het Garoetse land. Nico was ook meegegaan. We zijn naar het Heilige meer Léllés geweest en hebben daar gezwommen, het zou ons geluk brengen,naar men zei, ook zijn we naar het meer van Bangadit gegaan, dicht bij het dorp Sitoe.Het was een fijne sportieve fiets-en kampeertocht. Naar het later bleek was het mijn aller laatste kampeer-en fietstocht in dit mooie, prachtig natuur en vrij land met zijn sympathieke, vriendelijke en gastvrije inwoners…

Op 7 december 1941, viel de Japanse vloot onverhoeds Pearl Habor aan. Amerika was in oorlog met Japan. Op 8 december 1941 verklaarde Nederlands Indië Japan de oorlog… Op 14 jan.’42.Werd ik goedgekeurd voor de Militaire Dienst.Op 15 febr.’42 Kreeg ik bericht om mij op 15 maart ’42 te melden bij de Kon.Marine te Soerabaia. Op 27 febr.’42 was de zeeslag op de Javazee.Op 8 maart 1942, kapituleerde het KNIL……,Zodoende heb ik mij niet gemeld bij de Kon. Marine te Soerabaia.

Medio maart trokken de Japanse troepen Bandoeng binnen. Diverse gebouwen en huizen werden in beslag genomen, alle militairen moesten in de kazerne blijven en werden krijgsgevangenen. Vlak bij ons in de buurt werd ook de Kartinischool een militaire Japanse kazerne en er gebeurde allerlei vervelende toestanden…….15 maart werden alle scholen gesloten.

Tante Bertha had een huisje in Lembang, een plaatsje op helling van de berg Tankoe bangrhraoe, ca 25 km van Bandoeng, een heerlijk koel klimaat, vele villa’s en buitenhuisjes, boerderijen van Nederlanders en Zuid- Afrikaanders met echte Hollandse koeien. Vanwege de oorlog stonden vele huizen onbewoond en leeggeroofd door rampokkers. Tante Bertha maakte zich wel ongerust over haar vakantiehuisje in Lembang.

Door de oorlogtoestand kreeg Ma geen alimentatie en ook geen werk, dus geheel geen inkomsten meer. Ma kwam overeen met tante Bertha dat wij in het huisje zouden gaan wonen en zorgen dat het niet in beslag zou worden genomen (zg gemiliek). Op 2 april verhuisden wij, Ma, Bea met haar hond, een tekkel met de naam Koedi, Nico en Harry Setsekorn, die met ons mee was gegaan, van wege accomadatieproblemen in Bandoeng en ik naar Lembang. Wij, de jongens zouden werk zoeken voor levensonderhoud. Wij hadden geluk, doordat vele Indonesische werkers gevlucht waren, hadden de boerderijen werkers nodig. Wij konden werken als staljongens op de boerderij “De Bataafse Boer” van de Heer Walter. We werkten in een grote stal met 30 vaarsen, het werk bestond uit stal en koeien schoonhouden, elke dag tiboeh (olifanten gras) snijden met sikkel en/of een zeis en de koeien tweemaal per dag voederen. Dat was wel even hard aanpakken, maar we kregen een goed loon en gaven het aan Ma tbv van het levensonderhoud.

Na een paar weken kregen we assistentie van een ex- KNIL’er, dhr. Schader, die met een Ambonese vrouw was getrouwd en 3 kleine kinderen had. Zij woonden in een huisje op het terrein van de boerderij. Omdat wij nu met vier man sterk waren kregen we een stal erbij, maar ook een hoger loon. Af en toe moesten 2 jongens op de fiets boodschappen doen in Bandoeng. Op een keer op de terugweg reed een wat oudere heer met ons mee naar boven, dat was dhr.Doppert, die woonde halfweg Lenbang op km 11.2. Hij nodigde ons uit om wat uit te rusten en te drinken bij hem thuis, zo maakte we ook kennis met tante Sien en hun dochtertje Deetje van een jaar of 3. Nadien werd het huis van oom Doppert onze rustplaats. Begin juni werden ik en dhr.Schrader door de kempetai in een vrachtwagen weggevoerd en naar het hoofdbureau van de de militaire politie gebracht. Ik werd verhoord door een Japanse officier en Indonesische man van de PID (Politieke Inlichtingen Dienst) deze man sprak redelijk goed Nederlands. Ik werd beschuldigd van desertie uit het kamp voor krijgsgevangenen. Ik ontkende het en na twee dagen hardhandig verhoord te zijn geweest zei de PID man dat hij het verder zou onderzoeken op het Dept.van Oorlog hier in Bandoeng. Ik werd naar de gevangenis Soekamiskien, buiten Bandoeng, gebracht, mijn wonden werden verzorgd en ik werd in een cel opgesloten.

Na circa tien dagen werd ik weer naar het hoofdbureau van de MP gebracht en daar werd mij verteld dat ik naar huis kon gaan. Dhr.Schrader kwam twee dagen later thuis.

Medio juli ’42 werden Nico, Harry, dhr Schader, oom Doppert en ik geinterneerd in het kamp Pasar Andir. Alle geinterneerden werden meteen kaal geschoren. Om 06.00 opstaan, baden, appél, ochtendgymnastiek (tenko ?), ontbijten, barakken schoonmaken, corvee doen en avondappél. Soms wel 3 of 4 maal per dag appél. Deze ochtendrituelen gebeurden in alle kampen. December ’42 werden we overgeplaatst naar het kamp Palace Hotel. Van beide kampen was het kamphoofd een jonge fanatieke Sumatraan en de bewaking werd gedaan door de Indonesische politie.

1944

15 October 1944, werden ca 1000 jongens tussen 15 en 20 jaar over gebracht van Baros 5 naar het jongenskamp Baros 6, ook in Tjimahi. Daar zaten reeds ruim 1000 jongens in. Al de jongens in dit kamp waren uitgekozen om zware arbeid te verrichten, zoals: goederentreinen laden en lossen, landbouwvelden ompatjoelen, overleden geinterneerden begraven en andere soortgelijke werkzaamheden. Baros 6 was een wijk van onder-officiers woningen, de Jappen hebben hier een kamp van gemaakt. Wij sliepen met 15 jongens in een huisje. Nico en ik kwamen in woning nr 15 B terecht. Onze hantjo was Dhr.Schotel, assistent hantjo was Dhr.Wassenaar, chefkok was Dhr.Nauta, de doktoren waren de heren Wins en Baartman. De Japanse kampcommandanten waren Kumimaho en Yoshio.Tegenover kamp Baros 6 was het kamp Berg Attelerie, daar lagen ca.600 oudere mannen. Naar ik later vernam van Oom Doppert, die daar ook zat, was daar ook Dhr P.Pleyte, de vader van Mies mijn latere echtgenote, helaas was Dhr Pleyte één maand voor de kapitulatie van japan overleden,… ..juli 1945.

Nico kreeg werk op de boerderij Leuwigadja als waterpomper en brandhouthakker. Ik werkte als manusje van alles: goederentreinen laden en lossen, lobakvelden ompatjoelen in de brandende zon, overleden kampgenoten begraven, jute zakken repareren, zg karoeng kezer,etc. Er gebeurde allerlei nare dingen in het kamp, oa de hond van de Japanse kampcommandant was geslacht en soep van gekookt en het grootste gedeelte aan de zieke en oudere mannen gegeven. Toen de Jap dit ontdekte en de daders niet werden gevonden, moest een 40-tal jongens aantreden en tegenover elkaar staan en de rest van de kampgenoten kregen het bevel om toe te zien hoe de 40-tal jongens elkaar moesten slaan, ik behoorde tot één van de 40. Achter ons liepen Japanners met stokken, wie niet hard genoeg sloeg kreeg een dreun met de stok… .vele jongens gingen van hun stokje, de artsen maakten overtime, maar de daders werden nooit gevonden.

In dit kamp werd geen lessen gegeven, het werd gebruikt als een werkkamp en gewerkt werd er. Boerderij Leuwigadja. Japanse hoofdbewaker: Fukushina (de Lord) en 2c Jap, de Bril,”basterd”. Vaste inwonende werkers: hantjo Berkelaar, van Druten(varkens stallen), Api Gulden(koeienstallen), Mascallier( opzichter overkant velden en konijnen hokken), Jan Drent, Gerhard Diets en Toerbeins waren opzichters lobbakvelden en visvijvers).

1945 A

Het corvee was zwaar, vooral het patjoelen op de lobakvelden, in de hete zon. Door vermoeidheid heb ik op het eind van de middag met de patjoel in mijn linker voet gehakt en omdat we allemaal op blote voeten liepen kwam de slag goed aan, ik bloedde als een rund. De verpleger bracht mij naar de keuken, ik moest eerst mijn voeten wassen bij de put, inmiddels had de verpleger een groot blik met kokend heet water uit de keuken gehaald, wierp er een handvol grof zout in, uit de varkensstal, goed roeren en mijn voet er in, ik dacht dat ik dood ging. Twee weken vrij van corvee. Een groot litteken heb ik eraan overgehouden. Het eten werd slechter, vooral als je geen corvee kon doen, want dan kreeg je een extra rantsoen en kon je hier en daar wat bietsen. Van Nico, die bij de keuken werkte, kreeg ik vaak iets extra’s.15 Augustus kapituleerde het keizerlijk Japanse leger. Maar het werd niet direct bekend gemaakt, pas op 23 augustus moest het hele kamp aantreden en klom de Japanse kampcommamdant op een tafel en maakte het bekend. Ook gaf hij orders aan het Nederlandse kamphoofd dat alle kampbewoners in de kampen moesten blijven, omdat buiten de kampen een revolutie heerste (bersiap tijd) waar veel geweld werd gebruikt tegen de Nederlanders. De Indonesiërs, opgeleid door de Japaners,vochten voor hun onafhankelijkheid. De Engelsen voerden tijdelijk het gezag in Indië, eisten van de Japanse troepen dat zij de kampen zouden bewaken, totdat de Nederlandse troepen, het KNIL, het gezag zouden overnemen. Men mocht wel het kamp verlaten, maar op eigen risico, was het dan te gevaarlijk, dan mocht je altijd weer terugkomen. Nico had last van een lichte dysenterie en kreeg pillen van de kamparts en was alweer aan de beterende hand. Oom Doppert, Nico en ik besloten na rijp beraad en met toestemming van de kampleiding dat we 30 augustus naar huis zouden gaan. De avond vantevoren hadden wij afscheid genomen van onze vrienden, die er nog waren, want velen waren al naar huis gegaan. Na het ontbijt zijn we vertrokken, we mochten een eindje meerijden met een truck, die voeding heeft gebracht voor de keuken. Ook hadden wij wat geld gekregen van de kampleiding, dit werd wel aangetekend op onze kampkaart. De truck bracht ons tot het grote Postkantoor op de Grote Postweg, de chauffeur kreeg een tip en wij liepen naar de Pasirkalikiweg naar het noorden, richting Lembang. Nico liep erg moeizaam hij had een wandelstok van een boomtak en hoefde niets de dragen, want dat kleine beetje wat we nog over hadden, dat droeg ik wel. Half weg Pasirkalikiweg stopte Oom Dop bij een huis waar familie van hem woonde. Naar ik later vernam was het Oom Piet Guldenaar,een broer van tante Sien, de vrouw van Oom Dop. Veel vreugde natuurlijk, maar daarna, toen Oom Dop vertelde dat Dhr Piet Pleyte, een zwager van oom Dop en Oom Piet, in juli 1945 was overleden, was de stemming in mineur… Piet Pleyte was getrouwd met tante Iet Guldenaar een zuster van Tante Sien en oom Piet.Na een goede maaltijd, wat we in geen ”eeuwen” hadden gehad en na te zijn uitgerust, ging oom Piet op de weg staan en hield een grobak met lading aan, smoesde wat met de koetsier, kwam weer naar binnen en zei tegen ons: “Nico mag mee rijden en jullie spullen mogen op wagen en de koetsier brengt jullie helemaal thuis”.Via Tjimboeloewiet, Villa ISOLA, de Lange Helling, kwamen Nico en ik eindelijk na ruim drie jaar en na vier interneringskampen, bij Mams en Bea, weer thuis. Oom Doppert woonde 1,2 km hogerop en is ook goed thuis gekomen, maar moest wel de trieste tijding aan tante Iet Pleyte vertellen.

1945 B

De levensgevaarlijke treinreis van Batavia naar Bandoeng van Mies Pleyte.Batavia, ca.begin sept.1945 werd op een zondag in de RK kerk in Meester Cornelis een mis opgedragen wegens het overlijden van Dhr. Piet Pleyte. Mies Pleyte die in het vrouwenkamp Kampong Makassar te Mr.Cornelis zat en deze mis bijwoonde, met haar tante Aad en oom Rob Maidma en dit bericht hoorde, raakte volledig in paniek en ze zou en moest terug naar haar Moeder in Bandoeng. Ze ging terug naar het vrouwenkamp, pakte haar schamele bezittingen in en stapte onder begeleiding van haar nicht Ans en neef Broerie op de trein naar Bandoeng. Dit was eigenlijk een levensgevaarlijke beslissing, daar de trein vol zat met gewapende en fanatieke pemoeda’s. Desondanks kwamen zij in de middag heelhuids in Bandoeng aan. Op het station was een Rode Kruis Informatie Centrum, daar kreeg Mies een legitimatiebewijs en transport die haar naar huis bracht en voor Ans en Broerie Maidman werd voor overnachting en de terugreis gezorgd. De volgende dag ging ik naar oom Dop en zag ik op het voorerf van huis van oom Dop onder een grote durianboom een heel tenger meisje staan die heel bedroefd voor zich uit staarde, dat was Mies Pleyte en ik maakte kennis met haar, niet realiserende dat wij ca drie jaar later met elkaar getrouwd zouden zijn.Medio oct.’45 begon het erg onrustig te worden, de terroristische Indonesische jeugdbendes z.g. pemoeda’s trokken vanuit Lembang al moordend, plunderend, vernielend en brandstichtend naar Bandoeng . De families bij ons in de buurt hielden een spoedberaad, het resultaat was dat ik en Nico direct op de fiets naar Bandoeng zouden afdalen en trachten transport te regelen om de families, die het wilden, te evacueren. Een week terug had ik gesolliciteerd voor chauffeur/monteur bij de Motor Technische Dienst (MID) in het Jaarbeurs Gebouw, moest een test afleggen en werd aangenomen. Dus naar de MTD, het was daar vreselijk druk, iedereen zocht naar transport, want overal dreigde gevaar. Maar ik wist daar de weg en we gingen direct naar de werkplaats en vroegen aan de chef luitenant Meijer, die mij had getest en had aangenomen om transport, hij schudde zijn hoofd en zei:”ik heb niets meer ,behalve een oude truck die niet wil starten, probeer hem maar aan de praat te krijgen, controleer alles, gooi hem vol met benzine, dan meld je je bij mij dan krijg je een permit dat je de truck mag gebruiken.”.De truck was zo dood als een pier, de accu was leeg gestart. Ik zei tegen Nico: jij neemt alle bougies los, schoon maken, afstellen en monteren, ik ga naar accu’s zoeken. In de werkplaats vond ik een snellader en twee oude accu’s, alle accu’s onder lading gezet, polen schoongeschuurd, tweetal startkabels gehaald, de accu’s parralel geschakeld, smeerolie, koelwater, bandenspanning, verlichting en ruitenwissers gecontroleerd en gekeken of er nog wat benzine in de tank zat, dat was zo. Nico was inmiddels gereed met de bougie’s en starten maar….…en na de tweede poging sloeg de motor met een luide knal aan met een wolk van zwarte rook, we hielden de motor aan de praat, even alles nog gecheckt, vol getankt en gemeld bij de chef, kregen de permit en weg waren we naar Lembang. Ca.vier uur in de middag waren wij bij oom Dop, de families Doppert en Pleyte met hoogst noodzakelijke spullen ingeladen en afgedaald naar ons huis, daar stonden Mams, Bea en de familie Klots al op ons te wachten, mevr.Maarseveen onze overbuurvrouw wilde niet mee, zij wilde bij haar dieren blijven, de familie v.d. Schraaf die op het einde van het gangetje woonde, waren al gevlucht. De truck was totaal afgeladen en topzwaar, ca.17 personen met de hoogst noodzakelijke barang. Heel voorzichtig helling afgereden en kwamen tegen zes uur aan bij het huis op de Vondelstraat 11B.

1945 C

Dit huis hielden wij al een tijdje in de gaten. Als wij naar Bandoeng gingen om boodschappen te doen, solliciteren of voor andere zaken, keken wij altijd naar leegstaande huizen voor het geval dat het eens noodzakelijk was en dit huis op de Vondelstraat 11B was er één van. Het was een groot huis met een paviljoen. Het huis was bewoond geweest door Japanse militairen, het zag er verwaarloosd en erg smerig uit aan de voorzijde, maar binnen was het redelijk schoon.De voortuin was gebruikt als stortplaats voor allerlei rommel. Dat was de reden dat niemand interesse in dat huis had, behalve dan wij, VLUCHTELINGEN…….De verdeling van de kamers was snel geregeld, er werd geveegd, geboend, gedweild en met barang gesjouwd en gekookt voor het avondeten, enz ,enz. Om een uur of acht bracht ik de truck terug, die werd onmiddellijk door een ander persoon overgenomen, ik meldde mij af bij luitenant Meijer en die zei:”als je na een paar dagen uitgerust bent dan heb ik een job voor jou .” Nou mijn baan bij de MTD zat wel goed. Het baantje van de MTD was het berijden van een vuilniswagen, een Bedford, vuil van vier kampen ophalen en naar de stortplaats brengen. Vijf Menadonese jongelui, waarvan twee vrouwen en één mandoer deden het werk, daarna moest ik de bak schoon spuiten. Dat gebeurde op een speciale vloer bij de stortplaats, werktijd van 08.00-13.00. Om 13.30 moest ik weer naar de MTD voor reparaties aan diverse auto’s en/of trucks, tot 17.00. Ook heb ik dat werk nog gecombineerd met werken in de keuken van Kamp Ambon, rijst koken in grote oliedrums, 20 gallons, roeren, houtvuur aanhouden , enz. Van 19.00-24.00. avondeten en ontbijt en slapen in het kamp. Er werkten daar zes jongens, de chefkok was dhr Remref. Nico werkte als koerier voor het Dept. van Oorlog en reed op een motorfiets. Bea werkte bij de Busdienst en werd later chef van de Busdienst. Al het geld dat we verdienden gaven we aan Mams voor levensonderhoud en kost. Mams had eerst thuis orde op zaken gemaakt en is later gaan werken in een modewinkel Onderling Belang. Mies Pleyte volgde een opleiding tot steno-typiste en kreeg daarna een administratieve baan op het vliegveld Andir. Mies en ik gingen al een tijdje met elkaar om, onder het zeer waakzame oog van moeder Pleyte. Eind oct.’45, kreeg ik een baan als truckchauffeur voor het Engelse leger. Na een test betreffende mijn deskundigheid en Engelse taal kreeg ik een “driving permit” als konvooirijder en moest elke ochtend in konvooi een aantal legerstellingen in de residentie Preanger afrijden om ze te bevoorraden met voedsel, drank, munitie, etc. Zo kwam ik ook eens een keer langs het huis van oom Dop en zag dat het tot de grond toe was afgebrand. Eind december ’45, kreeg ik een oproep van de Kon.Marine om me te melden voor de militaire dienstplicht op het Dept. van Marine te Batavia. Een trein kaartje enkele reis Bandoeng-Batavia was toegevoegd.

Het verhaal van Maatje Elisabeth Pleijte:

Maatje Elisabeth Pleijte, geboren15 Mei 1924, Purwakarta.Tijdens de oorlogstijd woonden haar moeder, haar zus Babes en twee broers, Kees en Boet, bij tante Sien in Lembang. Haar vader, die Europeaan was, zat in kamp te Tjimahi. Alle Europeanen werden gevangen gezet, Indische Nederlanders niet, tenzij een van je ouders Europeaan was. Het was de bedoeling van de Japanners, dat de Indische mensen zouden integreren in de oorspronkelijke bevolking. Haar zus Loek woonde met haar man Harry Hernaus in Soekaboemi en broer Rien was opgeroepen om in dienst te treden van de Koninklijke Marine.

1943:

” Tijdens een controle door de Jappen, werd er naar mijn leeftijd gevraagd en omdat ik 19 jaar was, moest ik het kamp in, als enige van het gezin. Kees had tbc en en daar waren de Jappen doodsbang voor, Babes en Boet waren nog te jong.” kamp: kampong Makassar, andere benaming: Bunsho I Kamp 9 (Japanse administratie) Dit kamp lag in het uiterste zuiden van Batavia, ongeveer 8 km ten zuiden van Meester Cornelis, niet ver van de hoofdweg naar Buitenzorg . Het kamp was ondergebracht in barakken van bamboe en atap, omheind door prikkeldraad en gedek. Dit kamp diende als werkkamp om groente te verbouwen (voor diverse interneringskampen) en om varkens te verzorgen (voor de Japanners). Het kamp werd daarom ook wel aangeduid als Boerderij Makassar. Kampcommandanten kapitein Tanaka Bewaking Japanse militairen, Koreanen, heiho’s Kampleiding Mw M.Witvoet ..” In het kamp kwam ik gelukkig bij kennissen terecht, onder ander bij mevrouw Bouwens, die ik beschouwde als mijn kampmoeder. Een van haar kinderen, een zoon die op zijn 11ejaar gescheiden werd van haar, moest naar het mannenkamp.Wat erg veel indruk op mij heeft gemaakt was mijn verjaardagskado van haar in het kamp. We hadden namelijk heel weinig te eten, wat pap. Zo weinig eten dat sommige vrouwen hun lichaam aanboden aan de Jappen, alleen maar om aan wat eten te komen.Mijn kado was een hardgekookt ei..voor je kinderen of voor jezelf, jullie hebben het harder nodig..was mijn protest..het hielp niet..het ei was helemaal voor mij..Kinderen hadden het voedsel harder nodig. Een moeder die haar drie kinderen in het kamp verloor is daardoor “gek” geworden.Terwijl de vrouwen kookten, op het land of in de varkensstallen werkten paste ik op de kinderen. Ik maakte zakdoeken van oude kleren of hield me bezig met borduren, tenminste als het dagelijkse ritueel het toeliet: dagelijks moesten we meerdere keren in de brandende zon staan, in de houding staan en schreeuwen: joshe en kere noreh!!![in stand, buigen] en buigen deed je, anders werd je helemaal afgeranseld. Eind van de dag gaven we ons ter ruste op een matje [tiker] Deze lagen in lange rijen naast elkaar. Aan het eind van de oorlog kreeg ik bezoek van mijn tante, die vertelde dat mijn vader ernstig ziek was. In de kerk hoorde ik echter dat er een mis voor mijn overleden vader was opgedragen. Ik wilde direct naar huis en onder leiding van mijn neef en nicht ging ik naar Lembang. Mijn moeder viel flauw toen ze mij zo plotseling zag, ik moest er slecht hebben uitgezien, bij alle ontberingen had ik net geelzucht gehad.


© Respecteer ons werk. Neem geen foto's en data over zonder toestemming te vragen en/of zonder de bron te vermelden©

Staan op deze site foto's of gegevens zonder de benodigde toestemming. Dat is niet de bedoeling. Laat het ons dan weten!