Interview met mijn moeder Ine Guldenaar-Oliveiro

Hoe was het toen je bij Opa en oma (jouw schoonouders)ging inwonen?

“Dat was in het najaar van 1946, ik was nog net geen 18 jaar. Pa wilde dat ik in het huis bij opa en oma in Meester Cornelis ging wonen. Hijzelf vertrok toen voor enkele maanden als gevangenisbewaarder naar het eiland Onrust. Oma zei tegen kennissen: Ine is hier omdat zij moet leren koken. Nou dat stelde niet veel voor, ik moest ’s-Morgens heel vroeg opstaan en dan koffie zetten voor de familie. In huis woonden toen opa en oma, Lex, Guusje Paula en ik”.

Maar daarvoor tijdens de Bersiap periode hoe was dat?

“De Europese zusters waren verdwenen uit het weeshuis en toen kwamen de nonnen uit Banka. Wij mochten toen niet zomaar het pand verlaten. Dat mocht nooit en tijdens de oorlog moesten wij voorzichtig zijn. Ik heb in de straat langs het gesticht wel inlanders met geweren in de bomen gezien. Voor de oorlog kreeg het weeshuis voedsel van mensen uit de omgeving, tijdens de oorlog had iedereen honger dus wij kregen niets meer. Tijdens de oorlog was er in het gesticht in Japanse priester die voorging in de heilige mis; hij was goed voor ons maar kon ons ook niet aan eten helpen. Buiten stond een blimbingboom (blimbing = carambola of stervrucht). Voor de oorlog stond deze vol met vruchten maar tijdens de oorlog werd deze helemaal leeg geplukt.”

Hoe had jij je voorbereid op de reis naar Indonesië?

“Ik had zelf niet veel spullen maar ik had de toemboekan (vijzel) en de penggorengan (wadjan) ingepakt voor onze reis. Opa en oma hadden veel van hun spullen gegeven aan Noor en Piet Knegtmans die woonden in het grote huis naast ons, wij woonden zelf in het paviljoen. En dan waren er nog spullen die wij mee wilden nemen, die werden opgehaald en opgeslagen in een loods met de bedoeling dat deze goederen overgeladen zouden worden naar het schip. Later ontdekten wij dat een deel van deze spullen was gestolen. Ik had een jasje, dat stond met leuk en dat wilde ik meenemen naar Nederland en ik deed een ketting om. Maar dat jasje was te dun voor het weer in Nederland en ik had open schoenen en die waren ook niet goed voor het koude weer in Nederland. Verder had ik niet veel spulletjes, dat kwam ook door de oorlogstijd, er was niet veel! Ik had nog wel hemdjes van ons overleden dochtertje Bertje. Ik dacht erover om die mee te nemen naar Nederland voor het kindje waarvan ik in verwachting was. Maar dat waren hele dunne hemdjes die niet toereikend waren voor het koude Nederland.”

Jij was de eerste van jouw familie die naar Nederland vertrok. Hoe heb je afscheid van jouw moeder en broers en zussen genomen?

“Een paar weken van tevoren, ergens in september 1950 ben ik met mijn oudere zus Vivi naar Mammie gegaan om afscheid te nemen. Zij hadden zelf nog helemaal geen idee of zij ooit naar Nederland zouden gaan. Ik vond het wel heel erg om afscheid van Vivi te nemen, wij hadden een heel hechte band.”

Wat wist je van Nederland. Wist je waar het lag en wat je te wachten stond.

“Ik wist wel waar het lag maar wat me allemaal te wachten stond wist ik niet. Ik dacht dat als ik in Nederland aankwam dat ik dan ook zo’n boerenjurk aan moest doen en een boerinnenmuts op moest. Ik dacht ik moet maar doen zoals die Hollanders dat willen dus ik zag mezelf al als een boerin.Ik wist wel dat het klimaat in Nederland anders was dan in Indië en dat het kouder zou zijn, maar niet in die mate! Ik wist wel dat Nederland aan de andere kant van de wereld lag en dat wij lang moesten reizen met de boot. Heel veel over Nederland wist ik niet omdat ik elf was toe ik naar het weeshuis ging omdat mijn vader overleed. En ik was 13 toen de Japanse bezetting in maart 1942 begon en het onderwijs direct werd stil gelegd. Op de lagere school moesten wij bij aardrijkskundelessen leren over de steden en rivieren en de verschillende provincies van Nederland. Maar over het echte leven in Nederland, daar hoorden wij weinig van. En toen ik 14, 15 jaar was mocht ik eigenlijk naar de HBS maar het onderwijs was in oorlogstijd gestopt en toen vroegen de zusters van het weeshuis aan mij of ik de kleinste kinderen wilde helpen met het leren van rekenen en taal. Ik gaf ze les buiten in de tuin van het weeshuis. En ik was soms ook bang omdat tijdens de Bersiaptijd juist buiten het weeshuis Pemoeda’s (vrijheidsstrijders) in de bomen langs de oprijlaan zaten met messen en geweren. Zij waren van plan om Europeanen te doden. Ik wilde eens mijn oudere zus Vivi opzoeken, die woonde in Meester Cornelis. En toen ben ik lopend vanuit het weeshuis naar haar toe gegaan. Vivi was kwaad op mij omdat dit zo gevaarlijk was.



Wij vertrokken op 17 oktober 1950 met het schip “Asturias”. Op de boot heb ik een jonge Indische vrouw leren kennen, zij was ongeveer even oud als ik, helaas ben ik haar naam vergeten, het is ook al meer dan 70 jaar geleden. Wij waren toen veel samen. Zij had mij leren breien. Op de boot vond ik het leuk om door de patrijspoorten naar de zee te kijken. Het was eens slecht weer en de golven waren heel hoog. Opa en oma en pappa en Paula durfden uit hun kamer te gaan maar ik ging gewoon uit de kamer. Ik ging een beetje lopen en toen hoorde ik Ma roepen: “Wat doe je daar buiten”. Ik zei: “Ik wil een beetje wandelen” “Voorzichtig jij, ga gauw naar jouw slaapkamer” riep ma. “Ze was bang want de slaapkamers waren beneden en je moest met een wenteltrap naar boven om op het dek te komen. Ma was bang omdat ik in verwachting was”.




Bron:www.passagierslijsten1945-1964.nl

Jij was 7 maanden zwanger toen jullie op de boot gingen. Ben je nog ziek geweest?

“Mij werd steeds gevraagd: “Moet jij niet gaan liggen, voel jij je wel goed?” “Maar ik had nergens last van, ik ging liever een stukje wandelen. Nou dat was wel heel frappant, iedereen van de familie behalve ik werd bij hoge golven ziek.”

Weet je nog hoe het eten was op de boot?

“Nou ja het was Hollands eten, en ik at het gewoon”. Ik was zo gemakkelijk en je had niets te vertellen, ik at het gewoon”. “Aan boord hebben wij wel goed gegeten, niet buitengewoon goed, maar gewoon goed”.

De boot maakte een tussenstop in Port Said?

“Ja dat klopt. Wij zagen jongens van een rots springen. De passagiers van de boot gooiden muntjes in zee en de jongens doken in het water om de muntjes op te halen.”

Was er verder een beetje vermaak aan boord?

“Nou niet veel, af en toe een soort Bingoavond. Maar geen televisie. Maar ik vermaakte door te kijken naar de zee en soms zag je dolfijnen uit de golven opspringen. En ik hield veel van wandelen op de boot en ik heb daar ook veel gebreid, verveeld heb ik mij nooit.”

En hoe was het toen jullie in Nederland aankwamen?

“ Wij kwamen aan op 8 november 1950 in Amsterdam”. “Toen wij aankwamen stond er een bus voor ons klaar. Toen werden wij eerst naar een Hotel in Bussum gebracht en later gingen wij naar een contractpension in Amsterdam. Toen kregen wij voor het eerst stamppot, dat kenden wij nog niet maar wij aten het gewoon.” “Wij zouden toen een huis krijgen in de omgeving van Amsterdam. Ik was daar blij om maar pa vond dat niet fijn omdat hij weer naar het ziekenhuis moest.” Toen wij aankwamen hebben wij de familie Herwaarden ontmoet. Dat waren de ouders van de vriend van Paula in Indië. Zij hebben ons toen een mooie oude kinderwagen gegeven voor ons kindje. Ik was er zo blij mee want wij hadden helemaal niets! Ik had ook nog geen bedje voor het kindje, dus dat moest de eerste tijd gewoon bij mij in bed slapen. Later kreeg ik wel een tweedehands bedje.”

Vond je het koud die eerste tijd in Nederland!

“Ja wij kwamen eind november aan en ik vond het koud. Ik kleedde mij nog met de kleren die ik had van Indië, ik had open schonen en ik droeg geen kousen, gewoon met blote benen.”

Emy,Ine met baby Onkie, Paula en oma Guldenaar

Wat viel je verder nog op?

“Het viel mij op dat mensen zo ernstig keken en weinig lachten. Ik weet nog goed dat wij boodschappen gingen doen en wij zaten in de tram in Den Haag. En er zaten drie vrouwen helemaal in het zwart gekleed, met een zwart hoedje met voile. En zij zagen mij met mijn dikke buik en ik zag hun smiespelen. Ik zag hun denken: Zie dat kind in verwachting! Wisten zij veel!”

Kein Guldenaar, 22 februari 2022,

© Respecteer ons werk. Neem geen foto's en data over zonder toestemming te vragen en/of zonder de bron te vermelden©

Staan op deze site foto's of gegevens zonder de benodigde toestemming. Dat is niet de bedoeling. Laat het ons dan weten!